
Jurisprudentie
AK4039
Datum uitspraak2003-09-17
Datum gepubliceerd2003-09-17
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200300620/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2003-09-17
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200300620/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 20 november 2002, kenmerk 02/0023, hebben verweerders krachtens de Wet verontreiniging oppervlaktewateren aan de gemeente Zoetermeer een vergunning verleend voor het via de gemeentelijke regenwaterriolering op het oppervlaktewater lozen van hemelwater en het via de gemeentelijke vuilwaterriolering en de afvalwaterzuiveringsinstallatie (AWZI) “Houtrust” in het oppervlaktewater lozen van afvalwater afkomstig van het zelfbrengdepot ten behoeve van grof huishoudelijk afval, bouw- en sloopafval en klein chemisch afval op het perceel [locatie] te [plaats], kadastraal bekend gemeente [plaats], sectie […], nummer […], gedeeltelijk. Dit besluit is op 16 december 2002 ter inzage gelegd.
Uitspraak
200300620/1.
Datum uitspraak: 17 september 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], gevestigd te [plaats],
en
dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap Schieland,
verweerders.
1. Procesverloop
Bij besluit van 20 november 2002, kenmerk 02/0023, hebben verweerders krachtens de Wet verontreiniging oppervlaktewateren aan de gemeente Zoetermeer een vergunning verleend voor het via de gemeentelijke regenwaterriolering op het oppervlaktewater lozen van hemelwater en het via de gemeentelijke vuilwaterriolering en de afvalwaterzuiveringsinstallatie (AWZI) “Houtrust” in het oppervlaktewater lozen van afvalwater afkomstig van het zelfbrengdepot ten behoeve van grof huishoudelijk afval, bouw- en sloopafval en klein chemisch afval op het perceel [locatie] te [plaats], kadastraal bekend gemeente [plaats], sectie […], nummer […], gedeeltelijk. Dit besluit is op 16 december 2002 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 27 januari 2003, bij de Raad van State ingekomen per telefaxbericht van dezelfde datum, beroep ingesteld.
Bij brief van 10 maart 2003 hebben verweerders een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 augustus 2003, waar verweerders, vertegenwoordigd door mr. G.A. Stoop en H. Uittenbogaart, gemachtigden, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 16, eerste lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, gelezen in samenhang met artikel 20.6, tweede lid, van de Wet milieubeheer kan tegen een besluit als het onderhavige beroep worden ingesteld door:
a. degenen die bedenkingen hebben ingebracht tegen het ontwerp van het besluit;
b. de adviseurs die gebruik hebben gemaakt van de gelegenheid advies uit te brengen over het ontwerp van het besluit;
c. degenen die bedenkingen hebben tegen wijzigingen die bij het nemen van het besluit ten opzichte van het ontwerp daarvan zijn aangebracht;
d. belanghebbenden aan wie redelijkerwijs niet kan worden verweten geen bedenkingen te hebben ingebracht tegen het ontwerp van het besluit.
2.2. Appellant voert aan dat het vermogen van de vuilwaterpomp in de pompput naar het vuilwaterriool van de gemeente te gering is om het volledige aanbod van het vervuilde water af te voeren. Volgens hem heeft de pomp een minimale capaciteit van 20 liter per seconde nodig voor een effectieve verwerking van het wateraanbod. Voorts is hij van mening dat overstort van water alleen dient plaats te vinden in uitzonderlijke gevallen. Appellant voert aan dat in voorschrift 10.1 het woord “electronisch” moet komen te vervallen. Hij is van mening dat ten onrechte geen voorschrift aan de vergunning is verbonden waarin een wand is voorgeschreven die vervuiling van het oppervlaktewater voorkomt.
De Afdeling stelt vast dat appellant deze gronden niet als bedenkingen tegen het ontwerp van het besluit heeft ingebracht. Verder is het bepaalde onder b en c hier niet van toepassing. Niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan appellant redelijkerwijs niet kan worden verweten op dit punt geen bedenkingen te hebben ingebracht tegen het ontwerp van het besluit. Uit het vorenstaande volgt dat het beroep in zoverre niet-ontvankelijk is.
2.3. Voorzover appellant aanvoert dat de inrichting op een andere locatie gevestigd zou moeten worden, overweegt de Afdeling dat verweerders zijn gehouden op grondslag van de aanvraag te beoordelen of voor de in die aanvraag genoemde locatie vergunning kan worden verleend. Of een andere locatie meer geschikt is voor de vestiging van het zelfbrengdepot waarvoor de onderhavige vergunning is afgegeven speelt hierbij geen rol. De beroepsgrond treft geen doel.
2.4. Het beroep is, voorzover ontvankelijk, ongegrond.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep niet-ontvankelijk voorzover dit het vermogen van de vuilwaterpomp in de pompput naar het vuilwaterriool van de gemeente, de overstort van water, voorschrift 10.1 en het ontbreken van een voorschrift waarin een wand is voorgeschreven ter voorkoming van vervuiling van het oppervlaktewater betreft;
II. verklaart het beroep, voor het overige, ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, Voorzitter, en mr. J.G.C. Wiebenga en drs. H. Borstlap, Leden, in tegenwoordigheid van mr. C. Taal, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink w.g. Taal
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 september 2003
325.